door Giorgio Agamben
vertaling van La nuda vita e il vaccino
(16 april 2021)
Meerdere keren heb ik in mijn vorige bijdragen het beeld van het naakte leven opgeroepen. In feite lijkt het mij dat de epidemie onomstotelijk aantoont dat de mensheid nergens meer in gelooft behalve in het naakte bestaan dat tegen elke prijs als zodanig in stand moet worden gehouden. De christelijke religie met haar werken van liefde en barmhartigheid en met haar geloof, tot het martelaarschap aan toe, de politieke ideologie met haar onvoorwaardelijke solidariteit, zelfs vertrouwen in werk en geld lijken op de tweede plaats te komen zodra het naakte leven wordt bedreigd, zij het in de vorm van een risico waarvan de statistische betekenis vaag en opzettelijk onbepaald is.
Het is tijd om de betekenis en oorsprong van dit concept te verduidelijken. Hiervoor is het noodzakelijk te vermelden dat de mens niet iets is dat voor eens en altijd kan worden gedefinieerd. Het is eerder de plaats van een onophoudelijk geactualiseerde historische bepaling, die steeds weer de grens vastlegt die mens van dier scheidt, wat menselijk is in de mens en wat niet menselijk is, in hem en buiten hem. Toen Linnaeus zocht naar een specifieke eigenschap voor zijn classificaties op basis waarvan de mens van primaten was te onderscheiden, moest hij bekennen dat hij die niet kende en uiteindelijk naast de generieke benaming ‘homo’ alleen het oude filosofische gezegde plaatste: ‘nosce te ipsum’ – ‘ken u zelve’. Dit is de betekenis van de term ‘sapiens’ die Linnaeus zou toevoegen in de tiende editie van zijn ‘Systema naturae’ [1]: de mens is het dier dat zichzelf als mens moet kennen om mens te zijn en daarom de mens moet onderscheiden – bepalen – van dat wat hij niet is.
Het middel aan de hand waarvan dit onderscheid historisch wordt gemaakt, kan een antropologisch mechanisme worden genoemd. Dit mechanisme functioneert door het dierenleven van de mens uit te sluiten en, door deze uitsluiting, de mens voort te brengen. Maar om dit mechanisme te laten functioneren, moet de uitsluiting ook een insluiting zijn, moet er tussen de twee polen – het dier en de mens – een verbinding zijn en een ontkoppeling die beide verdeelt en bij elkaar brengt. Deze verbinding is het naakte leven, dat wil zeggen, een leven dat niet echt dierlijk of echt menselijk is, maar waarin steeds opnieuw bepaald wordt wat menselijk en wat niet-menselijk is. Deze ontkoppeling, die noodzakelijkerwijs in de mens plaatsvindt en die het biologische van het sociale leven in hem scheidt, is abstract en fictief, maar dan zodanig abstract dat zij steeds weer werkelijkheid wordt door zich te belichamen in concreet en politiek specifiek historische figuren: de slaaf, de barbaar, en – in de klassieke oudheid – de ‘homo sacer’, die door iedereen gedood kan worden zonder dat er een misdaad wordt begaan; de ‘enfant-sauvage’, het wolf-kind of ‘homo alalus’ als de ontbrekende schakel tussen aap en mens tussen de Verlichting en de negentiende eeuw; de burger in de uitzonderingstoestand, de Jood in het concentratiekamp, de comateuze patiënt in de reanimatiekamer en het lichaam bestemd voor het doneren van organen in de twintigste eeuw.
Wat is het beeld van het naakte leven waar het vandaag de dag om draait bij het beheer van de pandemie? Het is niet zozeer de patiënt die wordt geïsoleerd en behandeld alsof er in de geschiedenis van de geneeskunde nog nooit iemand ziek is geweest; het is eerder de geïnfecteerde of – zoals gedefinieerd met een tegenstrijdige formulering – de asymptomatische patiënt, dat wil zeggen iets wat elk mens in principe is, ook al weet hij dat zelf niet. Het gaat niet zozeer om gezondheid, maar eerder om een leven dat noch gezond noch ziek is, dat als zodanig, als potentieel pathogeen, van zijn vrijheden kan worden beroofd en aan allerlei verboden en controles kan worden onderworpen. Vrijwel alle mensen zijn in die zin asymptomatische patiënten. De enige identiteit van dit leven, dat fluctueert tussen ziekte en gezondheid, is dat je de ontvanger bent van wattenstaaf en vaccin, die, als het doopsel van een nieuwe religie, het omgekeerde beeld zijn van wat eens burgerschap werd genoemd. Het doopsel is niet langer voor altijd, maar noodzakelijkerwijs voorlopig en hernieuwbaar, omdat de nieuwe burger, die altijd een certificaat moet kunnen tonen, niet langer onvervreemdbare en onbeslisbare rechten heeft, maar alleen verplichtingen kent die onophoudelijk moeten worden bepaald en geactualiseerd.
16 april 2021
Giorgio Agamben
- Carl Linnaeus – Systema naturae per regna tria naturae : secundum classes, ordines, genera, species, cum characteribus, differentiis, synonymis, locis, 10e druk, Lars Salvi, 1758) ↵
3 thoughts on “Het naakte leven en het vaccin”