Geneeskunde als religie

door Giorgio Agamben

vertaling van La medicina come religione
(2 mei 2020)

Dat wetenschap de religie van onze tijd is geworden – datgene waar mensen in geloven te geloven: dat is al lang duidelijk. Er bestonden, en er bestaan tot op zekere hoogte nog steeds, drie grote geloofssystemen in het moderne Westen: het christendom, het kapitalisme en de wetenschap. In de geschiedenis van de moderniteit hebben deze drie ‘religies’ noodzakelijkerwijs en herhaaldelijk elkaars pad gekruist, waarbij zij nu eens met elkaar in conflict, dan weer nader tot elkaar kwamen, met als eindresultaat een soort vreedzame, welbespraakte coëxistentie, dan wel een regelrechte samenwerking in naam van een gemeenschappelijk belang.

Nieuw is dat tussen de wetenschap en de twee andere religies, zonder dat wij dat wisten, een ondergronds en meedogenloos conflict opnieuw is opgelaaid, met als voorlopige uitkomst, zoals wij nu zien, de triomf van de wetenschap, wat alle aspecten van ons bestaan op ongehoorde wijze bepaalt. Dit conflict gaat niet, zoals in het verleden, over ideeën en algemene uitgangspunten, maar, om het zo te zeggen, over de cultische praktijk. Ook de wetenschap kent, zoals elke religie, verschillende normen en waarden op basis waarvan zij haar structuur organiseert en ordent: de uitwerking van een subtiele en strenge dogmatiek komt in de praktijk overeen met een uiterst breed en fijnmazig cultisch gebied dat samenvalt met wat wij technologie noemen.

Het is niet verwonderlijk dat de hoofdrolspeler in deze nieuwe controverse dat deel van de wetenschap is waar de dogmatiek minder rechtlijnig is en het pragmatische aspect sterker: de geneeskunde, waarvan het onmiddellijke onderwerp het levende lichaam van de mens is. Laten wij een poging doen de wezenlijke kenmerken vast te stellen van dit geloof dat aan de winnende hand is, en waarmee wij steeds meer rekening zullen moeten houden.

1) Het eerste kenmerk is dat de geneeskunde, net als het kapitalisme, geen speciale dogmatiek nodig heeft, maar haar fundamentele concepten ontleent aan de biologie. In tegenstelling tot de biologie articuleert zij deze concepten echter in gnostisch-manicheïsche zin, oftewel volgens een overdreven dualistische tegenstelling. Er is een kwaadaardige god of principe – de ziekte – met als specifieke medeplichtigen de bacteriën en virussen, en daartegenover een goedaardige god of principe, dat niet de gezondheid maar de genezing is, met als cultische middelen de artsen en de therapie. Zoals in elk gnostisch geloof zijn de twee beginselen duidelijk gescheiden, maar in de praktijk kunnen zij besmet raken, en het goedaardige principe, en de arts die het representeert, kan gecorrumpeerd raken en onbewust samenwerken met de rivaal, zonder dat dit op enigerlei wijze de realiteit van het dualisme, en de noodzaak van de cultus waardoor het goedaardige principe zijn strijd voert, ontkracht. En het is veelzeggend dat de theologen die de strategie moeten bepalen, vertegenwoordigers zijn van een wetenschap – de virologie – die geen eigen plek inneemt, maar zich bevindt op de grens van biologie en geneeskunde.

2) Was deze cultische praktijk tot nu toe, zoals elke liturgie, tijdelijk en van korte duur, het onverwachte is nu dat wij zien dat zij permanent en alomtegenwoordig is geworden. Het draait er niet meer om medicijnen in te nemen of een medisch onderzoek of een operatie te ondergaan wanneer dat nodig is: het hele leven van de mens moet te allen tijde het domein worden van een ononderbroken cultische viering. De vijand – het virus – is altijd aanwezig en moet onophoudelijk en zonder enig respijt worden bestreden. Ook de christelijke religie kende dergelijke totalitaire tendensen, maar deze betroffen slechts bepaalde individuen – met name monniken – die ervoor kozen hun hele bestaan in het teken te stellen van ‘onophoudelijk bidden’. De geneeskunde als religie neemt dit Paulinische voorschrift over en en verwerpt het tegelijkertijd: waar vroeger monniken in kloosters bijeenkwamen om samen te bidden, moet nu de eredienst even vlijtig worden gepraktiseerd, maar gescheiden en op een afstand.

3) De cultische praktijk is niet langer ongedwongen en vrijwillig, slechts onderworpen aan spirituele regels, maar moet bij wet verplicht worden gesteld. Het heimelijke samengaan van religie en wereldlijke macht is zeker niet nieuw; wat wel nieuw is, is dat het niet meer gaat om het belijden van dogma’s, als in het geval van ketterij, maar uitsluitend om de viering van de cultus zelf. De wereldlijke macht moet erop toezien dat de liturgie van de medische religie, die voortaan samenvalt met het gehele leven, in de praktijk exact wordt nageleefd. Dat dit een cultische praktijk is en geen rationele wetenschappelijke omstandigheid, is direct duidelijk. Verreweg de belangrijkste doodsoorzaak in ons land zijn hart- en vaatziekten, en het is bekend dat deze kunnen worden teruggedrongen door een gezondere levenswijze en door het volgen van een specifiek dieet. Maar geen enkele arts zou opperen dat zo’n levenswijze of voedingspatroon, zoals voorgeschreven aan een patiënt, onderwerp zou moeten worden van een wettelijke regeling, die ‘ex lege’ zou bepalen wat men moest eten en hoe men moest leven, waardoor het hele bestaan een gezondheidsverplichting zou worden. Toch is dit precies wat er is gebeurd en mensen hebben, althans voorlopig, als vanzelfsprekend aanvaard dat zij hun bewegingsvrijheid, hun banen, hun vriendschappen, hun sociale betrekkingen, hun religieuze en politieke overtuigingen op moeten geven.

Men kan hier zien hoe de twee andere religies van het Westen, de een gewijd aan Christus en de ander aan geld, schijnbaar zonder slag of stoot zijn gezwicht voor de geneeskunde en de wetenschap. De Kerk heeft haar beginselen zonder meer verloochend en vergeten dat de heilige, wiens naam de huidige paus heeft aangenomen[1], melaatsen omhelsde, dat een van de werken van barmhartigheid het bezoeken van de zieken was, en dat de laatste sacramenten alleen in het bijzijn van een geestelijke kunnen worden toegediend. Het kapitalisme van zijn kant heeft, zelfs met enig protest, productiviteitsverliezen aanvaard waarmee het nooit rekening had durven houden, waarschijnlijk in de hoop later tot een vergelijk te kunnen komen met de nieuwe religie, die op dit punt tot compromissen bereid lijkt.

4) De medische religie heeft zonder voorbehoud het eschatologische aspect overgenomen van het christendom, waar het christendom dit aspect nu juist had laten vallen. Het kapitalisme had, door het seculariseren van het theologische paradigma van de verlossing, het idee van een einde der tijden reeds geëlimineerd en vervangen door een toestand van permanente crisis, zonder verlossing of einde. ‘Krisis’[2] is oorspronkelijk een medisch concept, dat in de leer van Hippocrates[3] het moment aanduidde waarop de arts vaststelde of de patiënt de ziekte zou overleven. Theologen hebben de term overgenomen om het laatste oordeel aan te duiden dat plaatsvindt op de jongste dag. Als men kijkt naar de uitzonderingstoestand waarin wij leven, zou men kunnen zeggen dat de medische religie de eeuwigdurende crisis van het kapitalisme verbindt met het christelijke concept van een eindtijd, van een ‘eschaton’[4] waarin het laatste oordeel altijd al aan de gang is en het einde zowel wordt vervroegd als uitgesteld, in de onophoudelijke poging om het te kunnen beheersen, zonder het ooit voor eens en voor altijd op te lossen. Het is de religie van een wereld die voelt dat zij aan het einde is en toch niet in staat is, zoals de Hippocratische arts, vast te stellen of zij zal overleven of niet.

5) Net als het kapitalisme en in tegenstelling tot het christendom, biedt de medische religie geen uitzicht op verlossing en vergeving. Integendeel, de genezing die zij beoogt kan slechts van tijdelijke aard zijn, aangezien de boze God, het virus, niet voor eens en voor altijd kan worden uitgeroeid, maar voortdurend verandert en nieuwe vormen aanneemt die vermoedelijk nog gevaarlijker zijn. De epidemie, zoals de etymologie van de term suggereert (‘demos’ is in het Grieks het volk als politiek lichaam, en met ‘polemos epidemios’ wordt bij Homerus een burgeroorlog aangeduid) is in de eerste plaats een politiek concept, dat op het punt staat het nieuwe domein van de politiek – of niet-politiek – op wereldschaal te worden. Het is inderdaad mogelijk dat de epidemie die wij meemaken de verwezenlijking is van een burgeroorlog op wereldschaal die volgens de meest oplettende politicologen de plaats heeft ingenomen van de traditionele wereldoorlogen. Alle naties en alle volkeren zijn nu permanent in oorlog met zich zelf, omdat de onzichtbare en ongrijpbare vijand waartegen zij strijden in ons zelf zetelt.

Zoals wel vaker in de loop van de geschiedenis, zullen de filosofen opnieuw de strijd moeten aangaan met de religie, niet langer in de gedaante van het christendom, maar in de gedaante van de wetenschap of dat deel ervan dat de vorm van een religie heeft aangenomen. Ik weet niet of er brandstapels zullen worden opgericht en of er boeken op de lijst van verboden geschriften zullen worden geplaatst, maar zeker is dat de gedachten van hen die de waarheid blijven zoeken en overheersende leugens verwerpen, dat die, zoals we nu al zien gebeuren, buitengesloten en beschuldigd zullen worden van het uitdragen van een false mening (ja, een mening, niet een idee, want een mening is belangrijker dan de werkelijkheid!). Zoals in alle momenten van nood, echt of gesimuleerd, zullen we ook nu weer zien dat de onwetenden de filosofen belasteren en dat de schurken proberen te profiteren van de ellende die zij zelf hebben veroorzaakt. Dit alles is reeds geschied en zal blijven geschieden, maar zij die van de waarheid getuigen, zullen dit niet ophouden te doen, want niemand kan van de getuige getuigen.

2 mei 2020
Giorgio Agamben



――――――――――――    
  1. Paus Franciscus, geboren als Jorge Mario Bergoglio, noemt zich Franciscus als eerbetoon aan Franciscus van Assisi.
  2. Het Griekse woord ‘krísis’ (‘onderscheid, beslissing’) behoort bij het werkwoord krínein (‘onderscheiden, beslissen’). Het hieraan ontleende Latijnse woord ‘crisis’ (‘beslissing’, beslissende ommekeer’) werd oorspronkelijk gebruikt in een medische context en duidde het hoogtepunt of het beslissende stadium van een ziekte aan.
  3. Hippocrates (ca. 460 v.Chr. – 370 v.Chr.) was een Griekse arts en wordt beschouwd als de grondlegger van de westerse geneeskunde.
  4. Eschaton (de eindtijd, het einde der tijden, de laatste dagen, armageddon) is een voorstelling van de laatste tijdsperiode van de menselijke geschiedenis die in de eschatologie van verschillende religies voorkomt.

Leave a Reply

Your email address will not be published.