Een toelichting

door Giorgio Agamben

vertaling van Chiarimenti
(17 maart 2020)

Een Italiaanse journalist heeft zich, conform een wel heel fraaie beroepsopvatting, toegelegd op het vervormen en vervalsen van mijn overwegingen met betrekking tot de ethische verwarring waarin het land door de epidemie wordt gestort, zozeer zelfs dat met de doden geen consideratie meer wordt getoond. Net zomin als het de moeite waard is de naam van deze journalist te noemen, loont het zijn minderwaardige verdraaiingen van repliek te voorzien. [1] Wie wil kan mijn tekst ‘Contagio’ (‘Besmetting’) lezen op de website van uitgeverij Quodlibet. In plaats daarvan publiceer ik hier een aantal beschouwingen, die, hoe helder ze ook zijn, vermoedelijk net zozeer zullen worden verdraaid.

Angst is een slechte raadgever, maar plaatst veel dingen, waarvan we dachten dat we die niet zagen, vol in het licht. Het eerste wat de golf van paniek, die het land heeft verlamd, duidelijk aantoont, is dat onze samenleving nergens meer in gelooft behalve in het naakte leven. Het is helder dat de Italianen bereid zijn bijna alles – normale levensomstandigheden, sociale relaties, werk, zelfs vriendschappen, genegenheden, en religieuze en politieke overtuigingen – op te offeren voor het gevaar om ziek te worden. Het naakte leven (en de angst om het te verliezen) is niet iets dat mensen verbindt, maar verblindt en scheidt. De ander wordt, zoals beschreven door Manzoni ten tijde van de pestepidemie [2], alleen nog maar gezien als een mogelijke pestlijder die tegen elke prijs gemeden moet worden en van wie men minstens een meter afstand moet houden. De doden – onze doden – hebben geen recht op een begrafenis en het is niet duidelijk wat er met de stoffelijke overschotten van onze dierbaren gebeurt. Het idee van een naaste is afgeschaft en het is merkwaardig dat de kerken er het zwijgen toe doen. Wat gebeurt er met menselijke relaties in een land dat het normaal gaat vinden zo te leven, voor wie weet hoe lang? En wat is een samenleving die geen andere waarde kent dan te overleven?

Het andere aspect dat door de epidemie naar voren wordt gebracht, niet minder verontrustend dan het eerste, is dat de uitzonderingstoestand, waaraan de regering al lang verknocht is geraakt, daadwerkelijk de normale toestand aan het worden is. Er zijn in het verleden ernstiger epidemieën geweest, maar niemand had er ooit aan gedacht om een noodtoestand zoals de huidige, die ons zelfs verhindert ons huis te verlaten, uit te roepen. De mensen zijn er zo aan gewend geraakt om in een permanente crisis en in permanente noodsituaties te leven, dat zij niet schijnen te merken dat hun leven tot een zuiver biologische toestand is gereduceerd en elke dimensie heeft verloren, niet alleen sociaal en politiek, maar ook menselijk en emotioneel. Een maatschappij die in een voortdurende noodsituatie leeft, kan geen vrije maatschappij zijn. Wij leven feitelijk in een maatschappij die haar vrijheid heeft opgeofferd aan zogeheten ‘veiligheidsredenen’ en die zichzelf daardoor heeft veroordeeld te leven in een voortdurende staat van angst en onveiligheid.

Het verbaast niet dat het virus in verband wordt gebracht met oorlog. De noodmaatregelen dwingen ons in feite te leven alsof er een spertijd is ingesteld. Maar een oorlog met een onzichtbare vijand die zich mogelijk in ieder ander mens kan verschuilen, is een volstrekt absurde oorlog. Dat is, in werkelijkheid, een burgeroorlog. De vijand is niet buiten, maar binnen in ons.

Wat van belang is, is niet zozeer (of niet alleen) het heden, maar dat wat komen gaat. Zoals oorlogen aan de vrede een reeks rampzalige technologieën hebben nagelaten, van prikkeldraad tot kerncentrales, zo is het zeer waarschijnlijk dat, ook na de gezondheidscrisis, een poging wordt gedaan om de experimenten voort te zetten die de regeringen tot nog toe niet hadden weten te realiseren: dat universiteiten en scholen worden gesloten en dat lessen alleen nog maar online worden gegeven, dat we er voor eens en altijd mee ophouden elkaar te ontmoeten of met elkaar te praten zij het om politieke dan wel culturele redenenen, dat we alleen nog maar digitale berichten zullen uitwisselen, en dat, waar mogelijk, machines elke menselijke bestemming – elke besmetting – teniet zullen doen.

17 maart 2020
Giorgio Agamben





――――――――――――    
  1. Na de publicatie van ‘De uitvinding van een epidemie’ en ‘Besmetting’, ontstond er een storm aan reacties, waaronder die van Jean-Luc Nancy, Slavoj Žižek en Roberto Esposito. Het artikel waar Agamben hier specifiek aan refereert is waarschijnlijk ‘Filosofia e virus: le farneticazioni di Giorgio Agamben’ (‘Filosofie en virus: het gebazel van Giorgio Agamben’), geschreven door Paolo Flores d’Arcais, gepubliceerd op 16 maart 2020, maar niet meer online te raadplegen.
  2. Alessandro Manzoni schreef ‘I promessi sposi’ in 1827, een roman waarin de pestepidemie in Milaan in 1630 een belangrijke rol krijgt toebedeeld.

Leave a Reply

Your email address will not be published.