Beschouwingen over de pest

door Giorgio Agamben

vertaling van Riflessione sulla peste
(27 maart 2020)

De volgende beschouwingen gaan niet over de epidemie, maar hoe mensen op de epidemie reageren, en wat wij daaruit kunnen opmaken. Het gaat erom na te denken over het gemak waarmee een hele samenleving ermee instemt dat ze verpest is, dat ze zich thuis moet isoleren en haar normale levensomstandigheden, haar arbeidsrelaties, vriendschappen, liefde en zelfs haar religieuze en politieke overtuigingen dient op te schorten. Waarom waren er geen protesten of bezwaren, zoals je had kunnen denken en zoals gewoonlijk het geval is in dit soort situaties? De stelling die ik zou willen aandragen is dat op de een of andere manier, onbewust, de pest er al was, dat de levensomstandigheden van de mensen kennelijk zodanig waren geworden, dat een onvoorzien teken voldoende was om aan het licht te brengen wat die omstandigheden waren – dat wil zeggen, onverdraaglijk, als ware het de pest. En dit is in zekere zin het enige positieve dat uit de huidige situatie kan worden opgemaakt: het is mogelijk dat de mensen zich later zullen gaan afvragen of de wijze waarop zij leefden wel juist was.

Wat zeker ook niet buiten beschouwing mag worden gelaten, is de behoefte aan religie die in deze situatie naar voren komt. Een aanwijzing daarvoor, als onderdeel van het bulderende geweld van de media, is gelegen in de aan het eschatologische vocabulair ontleende terminologie, waarin, om het verschijnsel te beschrijven, obsessief het woord ‘apocalyps’ in stelling wordt gebracht, vooral in de Amerikaanse pers, waarbij dan expliciet het einde van de wereld wordt aangekondigd. Het is alsof de religieuze behoefte, die de Kerk niet langer kan bevredigen, op zoek is naar een andere plek en die vindt in wat nu de feitelijke godsdienst van onze tijd is geworden: de wetenschap. En de wetenschap kan, net als iedere godsdienst, bijgeloof en angst voortbrengen, maar ook gebruikt worden om bijgeloof en angst te verspreiden. Niet eerder leidde dit tot een vertoning, typisch voor religies in tijden van crisis, van zulke verschillende en tegenstrijdige meningen en regels, variërend van het minderheidsstandpunt van heiligschenners (waaronder zelfs prestigieuze wetenschappers) die de ernst van het verschijnsel ontkennen, tot aan het dominante orthodoxe discours dat het verschijnsel bevestigt, maar waar de meningen toch vaak radicaal uiteenlopen hoe ermee om te gaan. En zoals altijd in dergelijke gevallen, slagen sommige al dan niet zelfbenoemde deskundigen erin de gunst van de koning te verwerven, die dan, zoals in de dagen van de godsdiensttwisten die het christendom verdeelden, partij kiest voor de ene of de andere stroming, al naar gelang zijn eigen belangen, en dan maatregelen oplegt.

Wat ook te denken geeft, is de duidelijke ineenstorting van alle gemeenschappelijke standpunten en geloofsovertuigingen. Men zou kunnen zeggen dat de mensen nergens meer in geloven – behalve in het naakte biologische bestaan, dat tegen elke prijs gered moet worden. Maar de angst te zullen sterven kan slechts als basis fungeren voor een tirannie, voor een monstrueuze Leviathan met zijn getrokken zwaard.

Daarom geloof ik niet dat – als ooit nog wordt verklaard dat de noodtoestand, de pest, voorbij is – het althans voor degenen die een minimum aan helderheid hebben behouden, mogelijk zal zijn om het oude leven weer op te pakken. En dat is vandaag misschien wel het meest wanhopige – ook al wordt, zoals gezegd, ‘alleen omwille van de hopelozen ons hoop gegeven’. [1]

27 maart 2020
Giorgio Agamben



――――――――――――    
  1. Walter Benjamin – Goethes Wahlverwandtschaften, Gesammelte Schriften Band 1, Suhrkamp, Frankfurt am Main, 1991, p.201 – oorspronkelijk verschenen in 1924. De afsluitende zin luidt: ‘Nur um der Hoffnungslosen willen ist uns die Hoffnung gegeben.’

Leave a Reply

Your email address will not be published.